Beheer en controle van decentrale noodverlichting

Noodverlichting in uw gebouw is een essentiële veiligheidsvoorziening die helaas nog wel eens te weinig aandacht krijgt. De twee meest herkenbare onderdelen van noodverlichting zijn de vluchtwegverlichting en de bekende pictogrammen, vluchtwegaanduiding genoemd. In het Besluit bouwwerken leefomgeving en het Arbeidsomstandighedenbesluit is geregeld dat noodverlichting moet zijn aangebracht, met regelmaat moet worden onderhouden en gecontroleerd. Dat is veel werk als u alle armaturen moet nalopen. Maar het kan ook anders. Met draadloze controle kunt u het beheer en de controle van decentrale noodverlichting eenvoudig uitvoeren. Decentrale armaturen sluit u aan op

Inspectie elektrische installatie

Uw elektrische installatie moet veilig kunnen worden gebruikt. Bij eerste aanleg besteedt u over het algemeen voldoende zorg aan een uitvoering volgens de voorschriften. Er bestaan immers normen, voorschriften en regelingen die bepalen hoe een installatie moet worden ingericht en aangelegd. Maar ook installaties moeten worden onderhouden volgens normen. Maar zijn normen verplicht en zo ja welke? Een aantal normen zijn via de Omgevingswet, meer in het bijzonder via de Omgevingsregeling, of de ARBO-wet al dan niet volledig aangewezen als wettelijke norm. Daarmee zijn deze normen aangewezen als publiekrechtelijke verplichting en

Pictogrammen voor noodverlichting per 1-1-2013 gewijzigd

De bekende pictogrammen voor noodverlichting zijn gewijzigd. Het bekende rennende mannetje naar de deur heeft “voortuitgang geboekt” en staat nu in de deur. Het Besluit bouwwerken leefomgeving schrijft voor dat u in bepaalde situaties noodverlichting in uw gebouw moet toepassen. Noodverlichting bestaat uit vluchtwegverlichting en vluchtwegaanduiding. Wat is het verschil precies? Noodverlichting is de algemene benaming van alle voorzieningen die te maken hebben met verlichting in noodgevallen. Onder noodverlichting vallen de begrippen vluchtwegverlichting, vluchtwegaanduiding, antipaniek verlichting en verlichting van werkplekken met verhoogd risico. Verlichting van een vluchtweg bestaat uit twee bekende vormen

Kabels in elektrische installaties verouderen in de loop der tijd en verdienen aandacht

Laagspanningskabel is een van de meest gebruikte materialen in elektrische installaties. Weggestopt in kabelgoten of in de grond zijn kabels aan het oog onttrokken en worden vaak vergeten als het gaat om onderhoud en inspectie. Maar hoelang gaan kabels in een elektrische installatie betrouwbaar mee? In elk gebouw worden kabels verwerkt. Denk bijvoorbeeld aan laagspanningskabels, zwakstroomkabels en datakabels. Afhankelijk van de toepassing en de gebruiksomstandigheden wordt een keuze gemaakt uit de verschillende typen kabels en mantelmaterialen. Voor kabels in kabelgoten, in de grond of op het dak gelden andere uitgangspunten als

PV-panelen aangesloten op het 230V-net wel of niet aarden

Veel onderdelen in gebouwen moeten veilig worden aangesloten om gevaar van elektrocutie te voorkomen. Dat geldt ook voor PV-panelen. Onderdelen van een veilige aansluiting zijn aarding en potentiaal vereffening. Deze maatregelen zijn beschreven in normen zoals de voor elektrische installaties bekende norm NEN 1010. Een belangrijke beschermingsmaatregel is het aarden van metalen delen die bij een defect onder spanning kunnen komen te staan.

In de PV-cellen van een zonnepaneel wordt een lage gelijkspanning opgewekt. Doordat de diverse PV-cellen, meestal 60, in een paneel in serie worden geschakeld ontstaat een hogere gelijkspanning

Kabels in uw elektrische installatie verdienen “dikke” aandacht

Bestaande verlichting vervangen door ledverlichting bespaart energie. Maar wat zijn de gevolgen voor uw elektrische installatie? Welke invloed heeft de belasting in uw installatie op kabels, veiligheid en bedrijfszekerheid van uw installatie? In uw installatie worden voedingskabels gebruikt voor de verbindingen tussen verdeelkasten. Die kabels zijn een essentieel onderdeel van uw elektrische installatie en dienen afgestemd te zijn op het elektrisch vermogen en de locatie in uw installatie. Meestal zijn kabels zo goed mogelijk weggewerkt in een kabelgoot of stijgladder. De kabels dienen voor het transport van energie in uw elektrische

Aanpassen van armaturen voor de toepassing van LED-lichtbronnen

Bestaande armaturen worden steeds vaker aangepast voor LED-verlichting. Maar is dat verantwoord? Bestaande armaturen met conventionele lichtbronnen in de vorm van fluorescentie buizen (TL) of compact fluorescentie buizen (PL) zijn door de fabrikant van het armatuur voorzien van een CE-markering. Daarmee is door de fabrikant aangegeven dat het product in die vorm en in bepaalde situaties onder de beschreven voorwaarden mag worden toegepast voor verlichting. Basis van de CE-markering is het door de fabrikant opgestelde technisch constructie dossier waarin de gebruiksvoorwaarden van het armatuur en de (licht)technische specificaties zijn opgenomen. In

Het onderhoud van uw elektrische installatie is belangrijk en deels verplicht

Uw bedrijfsmatige elektrische installatie is een essentieel onderdeel van uw gebouw en vereist gedegen en deels verplicht onderhoud. Uw gebouw is opgeleverd en in gebruik genomen. Voor een blijvend veilig gebruik zal ook uw gebouw moeten worden onderhouden. Vaak ontstaat de behoefte aan onderhoud vanzelf na enige tijd van gebruik. Een schilderbeurt op zijn tijd en met enige regelmaat de reparatie van defecte onderdelen. Dat is ad-hoc onderhoud zonder onderbouwd beleid. Het kan op die manier, maar die aanpak levert vaak veel ongemak op en uiteraard onverwachte kosten op het verkeerde

NEN 3140: Veilig werken aan, met en nabij elektrische installaties

Als werkgever bent u verantwoordelijk voor de manier waarop aan, met en nabij elektrische installaties wordt gewerkt. De Arbo-wet zegt in artikel 3.4 dat een elektrische installatie een veilig gebruik van elektriciteit mogelijk moet maken, goede bescherming moet bieden tegen indirecte aanraking en brand en dat er voldoende documentatie moet zijn. Artikel 3.5 uit diezelfde wet zegt dat bedienings- en onderhoudswerkzaamheden veilig moeten kunnen worden uitgevoerd door daartoe bevoegd en deskundig personeel. De norm NEN 3140 beschrijft de in Nederland toe te passen invulling van de beide artikelen uit de Arbo-wet. De