CPR-brandclassificatie bekabeling toepassen via NEN 8012
- oktober 10, 2016
- Advies elektrotechniek
Met ingang van 1 juli 2017 valt in bouwwerken toe te passen bekabeling onder de Construction Products Regulation (CPR) en moet bekabeling gebruikt in bouwwerken zijn voorzien van een CE-markering. Bovendien moet zijn aangegeven aan welke in de CPR aangegeven classificatie die bekabeling voldoet. Vanaf die datum worden de nieuwe regels, vastgelegd via een Europese richtlijn in de Europese norm NEN-EN 50575, verplicht en mag een installateur alleen nog bekabeling gebruiken met een CE-markering en waarvoor een zogenoemd DoP-nummer is afgegeven. De nieuwe regels gelden voor alle gebouwbekabeling, zowel laagspannings-, zwakstroom- en databekabeling. Vanaf de ingangsdatum mogen, ook in een uit te breiden bestaande installatie, alleen nog kabels worden gebruikt voorzien van een CE-markering en DoP-nummer.
CPR
De Construction Products Regulation (CPR) is de Europese verordening voor bouwproducten en al in 2013 ingegaan. Onder de CPR valt, met betrekking tot gedrag bij brand, nu ook bekabeling. In de geharmoniseerde Europese norm NEN-EN 50575 worden eisen betreffende het brandgedrag van kabels beschreven die gebruikt worden in bouwwerken. Bekabeling wordt op basis van het gedrag bij brand onderverdeeld in twee categorieën: Bekabeling met verbeterd gedrag bij brand (reaction to fire) en bekabeling met functiebehoud (resistance to fire).
NEN 8012
In Nederland is de norm NEN 8012 ontwikkeld die tot doel had een keuze mogelijk te maken bij het toepassen van de in de Europese norm NEN-EN 50575 geclassificeerde kabels met betrekking tot verbeterd gedrag van kabels en leidingen bij brand. De norm vervangt de inmiddels vervallen NTA 8012. De norm NEN-EN 50575 mag vanaf de verschijningsdatum al worden toegepast en moet per 1 juli 2017 verplicht worden toegepast. De opzet van de NEN 8012 is nu in overeenstemming met de Europese norm. Een keuze voor een bepaalde brandclassificatie van kabels en leidingen moet in eerste instantie voldoen aan het Besluit bouwwerken leefomgeving, dat in artikel 4.45a bepalingen geeft voor de toepassing van een bepaalde brandklasse. Functiebehoud van kabels wordt vooralsnog beschreven in de NPR 2576.
Ketenverantwoordelijkheid
De wetgever heeft bepaald dat toepassing van de Europese norm NEN-EN 50575 een ketenverantwoordelijkheid is. Elke installateur moet na 1 juli 2017 kunnen aantonen dat per geïnstalleerde kabel aan de CPR-classificatie is voldaan. De ketenverantwoordelijkheid houdt in dat behalve de installateur ook de kabelfabrikant, de tussenhandel en de installatie adviseur een verantwoordelijkheid heeft inzake het toepassen van de juiste brandveiligheidsklasse van gebouw gebonden bekabeling. Maar, behalve de genoemde partijen in de keten maakt ook de opdrachtgever deel uit van deze keten. Hij of zij is immers verantwoordelijk voor het aandragen van de juiste gegevens met betrekking tot het gebruik van het gebouw.
Declaration of Performance
Elke kabelfabrikant heeft de verantwoordelijkheid om bekabeling op de markt te brengen die getest is volgens de brand- en testmethode die de Europese norm NEN-EN 50575 voorschrijft. De fabrikant legt dit vast in een zogenoemde Declaration of Performance (DoP). Dit is een prestatie certificaat met een traceerbaar nummer dat bij elk type kabel hoort. Op het certificaat zijn alle relevante gegevens over de fabrikant en de prestatieverklaring vastgelegd. Het certificaat wordt tevens onderdeel van de te verstrekken CE-markering die op bekabeling van toepassing is. Het certificaat met betrekking tot de prestatiegegevens van bekabeling moet openbaar beschikbaar zijn. Aan de hand van een DoP-nummer kan gedurende minimaal 10 jaar de betreffende prestatieverklaring bij de fabrikant worden verkregen of gedownload. Hoewel een kabelfabrikant verplicht is om CE-markering en een DoP-nummer aan bekabeling toe te kennen geldt echter geen verplichting die gegevens op de bekabeling zelf aan te brengen.
Revisiebescheiden
Door de wetgever is een ketenverantwoordelijkheid vastgelegd. Daardoor is de gehele keten van kabelfabrikant tot en met de installateur verantwoordelijk voor de brandveiligheid van gebouw gebonden bekabeling. Elke installateur moet dus kunnen aantonen dat alle door hem geïnstalleerde bekabeling een prestatieverklaring heeft die overeenkomt met de brandveiligheidsklasse die van toepassing is. Revisiebescheiden na oplevering van een project worden daarmee nog belangrijker. Om te kunnen aantonen dat een verantwoorde keuze is gemaakt met betrekking tot de brandveiligheid van bekabeling is het belangrijk de reeds verplichte revisiebescheiden aan te vullen met een aan de hand van het Besluit bouwwerken leefomgeving gemaakte keuze van het toegepaste kabeltype. Die gegevens kunnen dan bovendien worden aangevuld met de DoP-nummers van alle in het project gebruikte kabels. Daarmee wordt een afdoende bewijsvoering gewaarborgd.
Overgangstermijn
Tot de ingangsdatum van de nieuwe regels mogen niet CPR-geclassificeerde en CPR-geclassificeerde bekabeling nog door elkaar gebruikt worden. Na de ingangsdatum mag bekabeling waarvoor geen DoP-nummer is afgegeven niet meer op de markt worden gebracht. Ook als na de ingangsdatum een bestaande installatie wordt uitgebreid, mag alleen nog CPR-geclassificeerde bekabeling worden gebruikt.
Uw onafhankelijk adviseur elektrotechniek helpt u graag met de toepassing van de nieuwe regels op het gebied van brandveiligheid van gebouw gebonden bekabeling. Merk daarbij op dat het goed vastleggen van uitgangspunten in een bestek steeds meer waarde krijgt, zowel in technische als in juridische zin!